De man met de hamer

Pheidippides trok het juiste lootje, hij mag het goede nieuws gaan brengen. Hij is zenuwachtig vanwege de eer en nog moe van de veldslag. “De Perzen waren met meer, maar wij waren beter”, denkt hij als hij naar Athene rent. Zonder te stoppen komt hij daar aan, roept: “We hebben gewonnen!” en blaast zijn laatste adem uit. Het is het jaar 490 voor Christus.

Twee-en-een-half duizend jaar na deze held lijkt het ons mooi om een marathon te lopen. Niet eerder trainden we met een bepaald doel. Als voorbereiding voor zo’n afstand volgen we een trainingsschema van internet. Charissa heeft pech en krijgt vlak voor de marathon een blessure en een fikse verkoudheid. Om niet het risico te lopen de blessure te verergeren en met het gemis van het laatste trainingsdeel kiest ze ervoor niet te starten. Ze wisselt naar een halve marathon.

Tijdens de trainingen merk ik geen vooruitgang. Ik hou er niet van om elke keer hetzelfde rondje te lopen, dus het is moeilijk om trainingen onderling te vergelijken. Daarnaast zijn er meer factoren die verschillend zijn per training: het weer, de ondergrond, hoe voel je je, etc. Het beïnvloedt allemaal de beleving van je training. Het meten van hartslag en snelheid laat wel degelijk zien dat ik vooruit ga:

Het is mijn eerste marathon en daarom lastig om een strategie te bepalen. Ik weet hoe mijn lijf reageert bij lange afstanden, maar 42 kilometer als wedstrijd heb ik nooit gelopen. Ik neem me voor om te lopen met een constante hartslag die iets hoger ligt dan tijdens mijn duurlooptrainingen. Conditioneel zal het geen probleem zijn, als m’n spieren maar meewerken. Het is de eerste warme dag van het jaar wat het extra interessant maakt. Mijn lijf is beter geschikt voor kou dan voor warmte.

Ik ga in het startvak staan tussen de hazen van 3u15 en 3u30. Het startschot klinkt en ik begin de 3u15 hazen te volgen. Na een paar kilometer kijk ik op mijn horloge: ze lopen te hard. De twijfel slaat toe. Toch de hazen blijven volgen, het gaat immers lekker? Misschien loop ik mezelf stuk op dit tempo, ik ben niet van plan om aan het einde te moeten wandelen! Keuzes…

Foto: Corné Hannink

Ik loop m’n eigen race. Dat wordt ‘t. Langzaam laat ik me iets terugvallen.  Ik ben niet helemaal overtuigd, het liep zo lekker. Ik neem me voor om in de laatste kilometers een eindsprint te trekken.

Vanaf kilometer 20 begint mijn snelheid af te nemen en ik heb last van pijntjes. Ik heb vaker met deze combinatie van sokken en schoenen gelopen, maar vandaag loop ik blaren. Leermomentje.

Ik passeer kilometerpaal 30. Het gaat nog steeds lekker. Het wordt steeds warmer, maar het is een afwisselend parcours met veel schaduw en genoeg bekers/sponzen met fris water. Ik heb m’n eigen drank mee, maar ben blij met het water. Ik gebruik het vooral om af te koelen.

Bij kilometer 36 staat hij dan: De man met de hamer. Weg energie, protesterende spieren. Nog 6 kilometer. Een afstand die ik normaal geen trainingsrondje waardig vind. Tijd om van strategie te wisselen. Een leuke tijd neerzetten wordt niet wandelen. Dacht ik een paar uur geleden niet aan een eindsprint?

Over 3 kilometer zullen m’n ouders langs het parcours staan. Een kwartier, misschien een paar seconden langer. Ik zak terug naar 5’15” per kilometer en ben er tevreden mee. Ondertussen haal ik lopers van de halve marathon in. Ze zijn er veel slechter aan toe, er is nog hoop.

Ik pers er nog een lach uit als ik m’n ouders zie. De helft van de 6 km zit erop. Stramme spieren, warm weer, blaren, nog een kwartier volhouden en dan is het voorbij, ik kan nog een beetje versnellen. De rol van wat er tussen je oren gebeurt is veel groter dan ik had gedacht.


Foto: Tilburgse Amateur Fotografen Vereniging

Charissa is net gefinished voor de halve marathon. In de laatste bocht voor de finish ziet ze me en loopt ze een stukje mee. De aanmoediging die ik nodig heb voor de laatste meters. Na deze bocht ben ik er. Geweldig!


Foto: Corné Hannink

Nabeschouwing

Op internet vind je marathon schema’s die 5 à 6 maanden duren. Ze zullen helpen om een marathon te kunnen lopen, maar een recordtijd zal er niet inzitten. Comfortabel en makkelijk zal het nooit zijn.

Hardlopen is simpel, je zet je ene voet voor je andere. Tijdens het trainen komen veel meer facetten naar boven. Hoe reageert m’n lijf op veel hardlopen? Welke trainingsvormen zijn er en hoe deel ik die in? Wat kan ik eten en drinken tijdens het lopen zonder er last van te krijgen? Hoeveel moet ik eten om genoeg caloriën binnen te krijgen? Persoonlijke keuzes, een onderzoek naar m’n eigen lijf.

Honderdtwintig jaar geleden werd de marathon toegevoegd als Olympische afstand. De eerste winnaar liep onder de 3 uur. Zo snel was ik niet, maar toch ben ik ontzettend blij. Dit resultaat zal ik waarschijnlijk niet meer kunnen evenaren: 39e overall en 15e in mijn categorie. Het voordeel van meedoen aan een onbekende marathon. Aan mijn avontuur heb ik, in tegenstelling tot Pheidippides, alleen spierpijn overgehouden.

Zeehonden spotten op de Westerschelde

Najaar, start packrafttijd. Er is weinig regen gevallen dit najaar wat zorgt voor lage waterstanden in de Ardeense rivieren. Plan B is vlak water in Nederland: de Westerschelde.

Zaterdag hebben we een stuk Verdronken Land van Saeftinge verkend, zondag de Plaat van Ossenisse. Kleine packrafts dobberen tussen grote oceaanreuzen.

Een oostenwind zorgt voor lage temperaturen. De mensen die we tegenkomen op het strand vragen of het niet te koud is om te varen en of we rekening houden met de stroming. Ze lijken packraften in deze condities extreem te vinden?

Terug op het strand blijkt dat het altijd extremer kan. Een man kleedt zich uit en loopt in z’n zwembroek naar het water. Hij laat een hoopje kleren en z’n schoenen achter op het strand. Na een minuutje wennen aan het koude water neemt hij een duik. Geen dry-suit, geen wet-suit, geen bierbuik met isolerend vet. Een kwartier later staat hij gezond weer op het strand. Verbazingwekkend.

En de zeehonden… die verkozen zwemmen boven zonnen op een winderige zandplaat. Een stuk of tien zeehondenkopjes hebben we boven het water uit zien komen. Zijn wij nieuwsgierig om zeehonden te zien of zijn de zeehonden nieuwsgierig naar deze opblaasbare indringers?

Foto’s

Klik hier om alle foto’s te bekijken.

Eten als een oermens

Het gras is zeiknat van de dauw. We lopen door de Flevopolder, waar onze weg wordt gekruisd door talloze slakken. Naaktslak, huisjesslak, zover reikt onze biologische kennis wel. Als we later een huisjesslak op een plant zien zitten, blijkt onze kennis toch kariger dan eerst gedacht. Geen idee hoe die plant heet, hij komt ons wel vaag bekend voor.

Om negen uur hebben we afgesproken met Bill Jonker, voor een workshop wilde, eetbare planten. We zijn met vijf cursisten, ieder met z’n eigen reden om deel te nemen. We worden welkom geheten met thee gemaakt van duizendblad en een snack, een stukje jonge aanwas van de den. Lokaal natuurlijk, geplukt op nog geen tien stappen van het kampvuurtje waarop de thee wordt bereid. De thee is verrassend lekker, net zoals de snack.

De vuurplaats is ons klaslokaal. Het theoriegedeelte bestaat uit voorbeeldplanten en een fiche met uitleg over die plant. Hoe herken je ze, waar zijn ze voor te gebruiken, waar moet je op letten.
Al vrij vlot trekken we erop uit, de praktijk. Bill laat zien wat er in de nabije omgeving al aan eetbare planten te vinden zijn. En misschien wel belangrijker: we mogen proeven. Het bos dat we ingelopen zijn verandert langzaam in een goed gevulde supermarkt. Verschillende smaken, vormen en texturen zijn volop verkrijgbaar.

De tijd vliegt voorbij en voor we het weten wordt het tijd om de lunch te gaan voorbereiden. Bill vertelt over hoe je klis herkent, waar je op moet letten om het niet te verwarren met het giftige vingerhoedskruid. Daarna gaan we op pad om er zelf een paar uit te graven, de wortel ervan wordt onze lunch. Terwijl we driftig aan het graven zijn, vindt Bill een pastinaak. Deze zit goed vast in de stevige kleigrond, maar we kunnen deze smaakmaker niet laten staan.

De lunch bestaat uit een stoofpotje van klis-wortel, pastinaak, eekhoorntjesbrood, brandnetels en korstmos. Het smaakt goed en het verbaast ons hoe goed dit kleine maal vult.

Als zijsprong oefenen we nog met het twijnen van touw gemaakt van brandnetels en maken we een zitmatje van riet. Langzaam rollen de onweerswolken binnen. Als de eerste druppels vallen, nemen we afscheid. Terugkijkend hebben we erg veel geleerd vandaag. Zonde eigenlijk, dat deze kennis in pakweg een eeuw tijd verloren is gegaan.

We lopen terug langs dezelfde weg als we ’s ochtend gekomen zijn. Deze keer herkennen we veel bomen en struiken en kunnen we ze bij naam noemen. Was biologie vroeger op de middelbare school maar zoals vandaag geweest …

Foto’s

Klik hier om alle foto’s te bekijken.

Via Gulia

De Geul ontspringt uit talloze kleine bronnetjes in het Duitstalige deel van België. Er komen een paar zonnige dagen aan, een mooie gelegenheid om te gaan hardlopen door het Geuldal.

Van nature komt in het Geuldal het zinkviooltje voor. De mens heeft het viooltje een handje geholpen door het zink dat hier voorkomt te mijnen en het afval af te voeren in de Geul. Wij zijn helaas te vroeg in het jaar om het zinkviooltje te zien, we moeten het doen met velden vol paardebloemen.

Praktische informatie van de route: Gehele route is 53 km. Wij hebben de eerste middag 18 km gelopen, de middag erop 32 km. We sliepen op camping Kontiki bij Sippenaeken tegen de Nederlandse grens. Ondanks dat beschreven staat dat het goed uitgepijld is, hebben we vaak en soms lang naar de juiste route moeten zoeken. De pijlen staan soms de verkeerde kant uit of ze zijn een paar kilometer lang verdwenen. Ze staan ook zeker niet op logische plaatsen. Ondanks het zoeken is het een prachtige route, zeker de moeite waard.

Foto’s

Klik hier om alle foto’s te bekijken.

Bibliografie

Beschrijving van de route.

IGN Carte Topographique, 1:50 000, No 35-43: Eupen

ANWB/Falk, 1:50 000, 41: Zuid-Limburg

Apekooi op de Swalm

Zondagmiddag, half oktober. Het is 23C in de Bilt, de hoogst gemeten temperatuur sinds de mens begonnen is met het bijhouden van dit lijstje in 1901.

Het is een mooie middag om te varen op de Swalm. Eén van de weinige stukjes natuur in Nederland waar de mens niet aktief zijn stempel op drukt.

De Swalm voelt als apekooi op de basisschool. Een hoge mate van flexibiliteit is gewenst.

Foto’s

Klik hier om alle foto’s te bekijken.

Route

Vanaf het station in Swalmen loop je in drie kwartier naar de instap bij de grens met Duitsland. Verwacht veel omgevallen bomen, je mag regelmatig uit de boot. De afvaart duurt daarom langer dan je zou denken.
De waterhoogte was 37 cm tijdens onze vaart.

Packraften in de Biesbosch

Eerste Pinksterdag blazen we onze packrafts op in de jachthaven Vissershang. We zijn niet de enige die in de Biesbosch van dit mooie weer gaan genieten. Vergezeld door een jonge familie ganzen steken we het Middelste Gat van het Zand over. We gaan door de kleinere sloten naar het Gat van de Zuiderklip, waar we het water niet meer delen met grote schepen, maar met kano’s en sloepen. En natuurlijk met de vele vogels: vooral meeuwen, fuuten en meerkoeten. We pauzeren bij het Gat van de Zuiderklip, waar we in de verte de Schotse Hooglanders zien grazen.

Gat van de Vloeien.

Na de pauze zoeken we verder naar de kleinste kreken van de Biesbosch. De wind trekt iets aan als we richting onze overnachtingsplek aan de Bevert gaan. Onderweg krijgen we veel bekijks, vele soorten boten zijn gemeengoed in de Biesbosch, maar packrafts worden blijkbaar nog niet veel gezien.
We komen aan rond een uur of vier en zien in de avond het waterpeil weer dalen. Grappig, een zoetwatergebied met getijden, al is het maar 10 cm verschil.

Paalcamping aan de Bevert.

’s Nachts begint het te regenen, maar ’s ochtends blijft er niet meer over dan een beetje miezel regen. We eten wat, pakken in en vertrekken. We vervolgen onze weg door de Bevert en steken aan het einde de Ruigt over. Hier liggen een aantal schepen voor anker. Blijkbaar overnachten er toch best veel mensen in de Biesbosch op hun eigen boot.

Biesbosch, de mangrove van Nederland.

Aan de overkant van de Ruigt gaan we een kreek in, lekker rustig zonder gemotoriseerde boten. We snappen onderhand ook al waarom Frank van Zwol dit de mangrove van Nederland noemt in zijn artikel uit Oppad. De wilgen lijken op sommige plaatsen midden in de kreken te staan.
Als we door een wat nauwere doorgang gaan, horen we ineens een slag op het water. Bevers… Deze heeft ons jammergenoeg eerder gezien dan dat wij hem gezien hebben, maar een paar honderd meter verder komt er eentje slaperig aangewandeld. Hij heeft niks in de gaten en plonst in het water. Pas bij het geluid van het fototoestel schrikt hij en duikt hij weg. Wauw! Zo dichtbij, hooguit een meter of twee.

Bever bij het Steurgat.

We zijn alweer bijna terug bij Vissershang. Wat een prachtige tocht.

Fuut.

Foto’s

Klik hier om alle foto’s te bekijken.

Film

Bibliografie

Wandelkaart Biesbosch (Nr 27)
Staatsbosbeheer
ISBN: 978-9-02871-260-7