Laugavegur, zomer 2006

12 augustus – 27 augustus 2006

IJsland, 2006. Dit wordt onze eerste lange wandeltoer samen. Van te voren zijn we gaan praten bij Willem van Blijderveen van ijslandspecialist. Hij heeft ons tips gegeven over deze tocht.

In de trein rijden we Amsterdam binnen. Het regent. Een halve dag later is er niks veranderd, het regent nog steeds, maar we zijn net geland in Keflavik, de internationale luchthaven net buiten Reykjavik. In de bus werpen we de eerste blikken op het maanachtige landschap van IJsland.

Het busstation van Reykjavik bestaat uit een gebouw met 3 loketten en een parkeerplaats voor 7 bussen. Heel wat anders dan het drukke Nederland. De camping ligt tussen het zwembad en de jeugdherberg. Het valt op dat er geen caravans staan, er wordt alleen gekampeerd met tentjes. Omdat we al een buskaart hebben kunnen regelen, gaan we morgen al naar het beginpunt, Landmannalaugar. We maken alvast een pakketje klaar met een deel van ons eten voor onderweg en laten dat door de bus naar het dorpje Þórsmörk halverwege brengen. Dat is alvast 3.7 kilo minder op de rug. Bedankt voor de geweldige tip, Willem.

De camping van Reykjavik.

De bus naar Landmannalaugar is een lijndienst en rijdt 1x per dag. We stoppen even in Selfoss voor een bakje koffie en verruilen bij Hella het asfalt voor een zandpad. Dat blijft de rest van de reis zo. Ondanks dat dit een stevige bus is voor dit terrein, worden we goed door elkaar geschud. Ik krijg een klein boutje op m’n hoofd, geen idee waar die vandaan komt. We snappen nu ook waarom deze reis ISK 4500 kost, de bussen houden dit vast nooit langer dan 2 jaar vol. We rijden over lava dat hier 50 km ver verspreid is door de vulkaan Hekla. Vlak voor we bij Landmannalaugar aankomen, moet de bus nog door 2 stroompjes. Ze zijn niet diep, dus er is geen brug nodig.

Even stoppen op weg naar Landmannalaugar.

We zetten onze tent op en lopen een stukje door Laugahraun, het lava veld in de buurt. Fijn, warm water bronnen, ze ruiken zo lekker, naar rotte eieren. Bij de camping ligt ook een warm water meertje, wat we natuurlijk even moeten proberen.

We maken nog een dagtochtje over de lokale berg, de Bláhnúkur (blauwe berg). Blijkbaar hebben we ons vergist over de hoogte van de camping, we zijn veel eerder boven dan verwacht. Het levert een prachtig uitzicht op op de omgeving. Je kan precies zien tot waar de lava gekomen is sinds de laatste uitbarsting van de Hekla. De mooie vormen en kleuren van de bergen in de omgeving maken ook genoeg indruk op ons.

Vanaf de Bláhnúkur (blauwe berg). Je ziet precies tot waar de lava is gestroomd. Rechs is Landmannalaugar te zien.

Nu is het toch tijd geworden om te starten met de Laugavegur, IJslands voor warmebronnenweg. Dit is een veel belopen route in IJsland. Het is niet toegestaan om onderweg te kamperen, behalve in de buurt van de onbemande hutten die we onderweg tegenkomen. De tocht loopt oorspronkelijk van Landmannalaugar naar Þórsmörk en duurt dan 4 dagen. Wij willen een dagje pauze houden in Þórsmörk en daarna doorlopen naar Skógar aan de kust.

Als we Landmannalaugar verlaten valt het op dat er grote verschillen in het landschap zijn. De Bláhnúkur is vooral donker gekleurd door het ryoliet. De andere bergen hebben vooral geel en rood tinten. En dan nog het vele groene mos dat we onderweg tegenkomen. Op weg naar Hrafntinnusker is het vooral het lava maanlandschap en de sneeuwveldjes die indruk maken. We verbazen ons hoeveel het landschap kan veranderen over zo’n korte afstand.

Mos.

In Hrafntinnusker zetten we onze tent op en eten we wat. Het waait vandaag erg hard. Dat gebeurt hier blijkbaar vaker, want er zijn al muurtjes gebouwd om de tent uit de wind te zetten. Na het eten lopen we naar de ijsgrot in de buurt. Indrukwekkend, een ijsgrot, met allemaal kleine warm water bronnetjes erin. Het ziet er nogal instabiel uit allemaal. Later lezen we dat de volgende ochtend een Duitse man omkomt omdat hij in de grot is als deze deels instort. Zie dit artikel van IcelandReview.

De ijsgrot bij Hrafntinnusker.

Die ochtend vertrekken wij van Hrafntinnusker naar Hvanngil. Het maanlandschap van gisteren maakt plaats voor een soort van toendra. De zon is uitgekomen en het is warm (20C zonder wind). De eerste hut die we tegenkomen heet Alftaskarð en ligt aan een mooi meertje. Omdat we nog tijd genoeg hebben, lopen we door naar de volgende hut, Hvanngil. Onderweg hebben we 2 riviertjes doorwaad. Tot nu toe hebben we alleen maar vogels gezien in Reykjavik en in Landmannalaugar. Onderweg is het te dor en zijn geen vogels te zien. We verbaasden ons dat we er hier wel 2 zien.

Op weg naar Hvanngil.

Van Hvanngil zijn we in 4 uur naar Emstrur gegaan. Inclusief pauzes. Het was een beetje langdradig omdat de toendra plaats heeft gemaakt voor een woestijn. Mul zand en weinig hoogteverschil. Het is ook mogelijk om deze route te lopen met bagagevervoer. Je rugzak wordt dan per 4×4 van hut naar hut gebracht. Bij deze hut is een groep Amerikanen geland.

Emstrur, met alweer een prachtig tent-plekje.

We maken nog een korte wandeling langs de Svartikrokur vallei. Vooral mooi met de lage zon en uitzicht op de gletsjer. We kregen deze tip van een Duitser die we gisteren ook tegenkwamen. Hij heeft nog meer tips: Ga in Þórsmörk op de Básar camping staan, die heeft een mooie ligging en is iets groter dan bij de hut. Vanaf de camping zijn mooie dagtochtjes te maken zoals een beklimming van de berg Útigonguhöfði (mooi uitzicht op de gletsjers) en het lopen naar de gletsjertong
van Básar, de Krossárjökull.

De Svartikrokur vallei in de buurt van Emstrur.

Van Emstrur vervolgen we onze weg naar Básar. Een dag van afwisseling: Via een hoge voetbrug steken we de rivier Fremri-Emstruá over. Daarna duin landschap met veel mul zand en kleine struikjes. We lopen langs een rivier en aan de andere kant ligt een markante berg: Einhyrningur, een berg met 2 kleine duivelsoortjes. Over het riviertje Ljósá ligt een bruggetje, de rivier daarna mochten de sandalen weer aan. En dan lopen we ineens een echt IJslands bos in. De bekendste mop over een IJslands bos gaat als volgt:
Wat moet je doen als je verdwaald bent in een IJslands bos? – Rechtop gaan staan.
Meer dan een paar struiken zijn het niet. Even later lopen we het dal van Þórsmörk in. We vinden ons pakket met eten bij de hut. Met een brug gemaakt van een dikke ijzeren pijp kunnen we de Krossá rivier oversteken naar Básar. Je kan alleen te voet over deze “ijzeren pijp”, er ligt geen brug waar auto’s overheen kunnen. Er liggen wel wegen naar Þórsmörk en naar Básar, maar die liggen aan weerskanten van de rivier. Waar je te voet een dik half uur over doet om van Þórsmörk naar Básar te komen, doe je er een paar uur over met de auto.

Een IJslands bos.

Nu we weer nieuw proviand hebben, blijven we een dagje in Básar. We doen het rustig aan ’s ochtends en vertrekken dan om de Útigonguhöfði te beklimmen. De top ligt 600m hoger dan de camping, dus we zullen een uur of twee lopen tot de top. Deze keer klopt ’t wel. Als we op de top aankomen, blijkt de wind flink te zijn aangewakkerd. We blijven niet al te lang op de top, maar we zien dat het mulle zand waar we twee dagen geleden liepen, omgetoverd is tot een heuse zandstorm. Gelukkig lopen we daar nu niet, anders worden we gezandstraald.

Vanaf de Útigonguhöfði.

Het stuk van Básar naar Skógar is geen onderdeel meer van de Laugavegur. Dat merken we meteen, want dit is het minst drukke stuk tot nu toe. Het eerste stuk is vrij steil omhoog, met een mooi uitzicht op de Útigonguhöfði, waar we gisteren waren. Van deze kant gezien is de berg veel ruwer. Boven aangekomen blijken de twee gletsjers elkaar inderdaad toch net niet te raken. Er ligt ’s zomers een stuk maanlandschap tussen de twee gletsjers. We komen ’s middags bij de hut Fimmvörðuskáli aan en zien dat het geen kamperen wordt vandaag: Alleen maar rotsen om ons heen. Afgelopen nacht was het rond het vriespunt, we werden allebei wakker omdat het fris was. Aangezien we hoger zitten, is het waarschijnlijk geen slecht idee om een keer in de hut te slapen. De huttenwaard komt al naar buiten om ons welkom te heten. We merken de hele avond dat hij graag een praatje maakt.

De hut Fimmvörðuskáli.

In de hut raken we aan de praat met twee Duitsers, die dezelfde route als ons lopen, maar dan in de hutten slapen in plaats van te kamperen. Zij vertellen ons over het ongeluk dat bij Hrafntinnusker gebeurd is bij de ijsgrot. Rond tienen ’s avonds is de hut aardig gevuld: 2 Fransen, 2 Belgen, 4 Duitsers, 1 Australiër en 4 Nederlanders.

De hut Fimmvörðuskáli.

’s Ochtends vragen we ons af of het wel zo’n goede keus geweest is om in de hut te overnachten. De huttewaard was erg aardig, maar hij kan ook heel erg hard en veel snurken. We hebben delen van de nacht wakker gelegen door het gesnurk. We vertrekken ’s ochtends in de mist. Eerst komen we langs de noodhut Baldvinsskáli, daarna lopen we langs de rivier Skógá met zijn honderden watervallen. Het is hier erg groen en we komen zelfs een kudde schapen tegen. De tocht eindigt bij de laatste waterval: Skógafoss. Het is erg grappig om na 10 dagen trekken met de tent te eindigen bij een grote toeristische trekpleister van IJsland. De camping grenst aan de waterval en bestaat uit een stuk weiland en een wc-hokje.

Skógafoss.

Skógar zelf is niet groot, maar er zouden wel allerhande voorzieningen moeten zijn: een school, een pin-automaat en zelfs een winkel. We hebben afgelopen middag ons dan ook niet ingehouden, al het eten mocht op. Nadat we ons tentje op hadden gezet, zijn we maar eens Skógar in getrokken. De bank was dicht (de bank is bij mensen aan huis en is open van 9.30u tot 12.00u) en in de categorie winkels kunnen we alleen een souvenirsshop vinden. We hebben geluk dat we toch nog een avondmaaltijd en een ontbijt over hebben. Morgenvroeg gaan we dus met de bus terug naar Reykjavik.

De wekker gaat om 6.00. Vandaag op tijd opstaan, want we moeten nog van de camping naar de andere kant van het dorp lopen. Het dorp is dan niet groot, maar wel uitgestrekt. Aan die kant van het dorp hebben we namelijk de bushalte gevonden, wat ook bevestigd was door een mevrouw van het museum. Toch raar, dat wij de enigen zijn hier… Als we op de bus stappen, snappen we al waarom: de eerst volgende bus-stop is op de camping. Tsja…

Over de ring rijden we terug naar Reykjavik. Alle dorpjes liggen ook aan de ring. Dit zijn de enige geasfalteerde wegen in IJsland. De wegen naar het binnenland zijn allemaal onverhard. Een halve dag verder staan we weer op de camping in Reykjavik. We hebben nog een aantal dagen over, eens even uitzoeken waar we die mee kunnen vullen. Maar eerst eens even naar de supermarkt om wat te eten te kopen. Het valt ons op dat er geen bier verkocht wordt in de supermarkt. We vragen het aan de kassière, die ons verteld dat er wel twee winkels in Reykjavik zijn die bier verkopen. Twee stuks… Ongelooflijk, ik zie het al voor me, twee winkels in heel Amsterdam die bier verkopen. Tijdens onze zoektocht naar de winkels hebben we Reykjavik nog vanuit de kerktoren van de Hallgrimskirkja bekeken. Je kan vanuit de toren de hele stad overzien. Een aanrader.

Reykjavik.

De nationale fast food van IJsland heet trouwens Pylsu. Het is een soort hotdog en het wordt verkocht bij kraampjes. Het kraampje in de buurt van de camping heeft het erg druk.

Eén dag hebben we een bus toer geboekt langs de bekende toeristische plaatsen in het zuid-westen van IJsland. We zijn er toch en waarschijnlijk komen we de eerste tijd niet meer terug hier. Het is ook best interessant:
Hveragði, the greenhouse village, waar voor een heel jaar groente en fruit verbouwd wordt in kassen verwarmd met geothermische energie.
Kerið, een ingestorte vulkaan, er ligt een meer in de krater.
Gullfoss, de gouden waterval, er ontstaat een mooie regenboog als het mooi weer is.
Geysir, een spuitende heet water bron. (Spuit 1x per dag) We hebben Strokkur gezien, die elke 6 minuten een waterstraal tot 15m hoogte spuit.
Þingvellir NP, de mid Atlantische breuk, waar ook het eerste parlement, þalping, bij elkaar kwam.
Natuurlijk weet de reisleidster ook vanalles van mythen en sagen en dus vertelt ze over trollen.
Bij de camping zagen we een brochure over “The Volcano Show”. Een bioscoop/museum over vulkanen. Daar gaan we ook maar naartoe. We kwamen na veel zoeken uit bij Villi Knudsen, een IJslander die zijn hele leven al vulkaan uitbarstingen filmt. Hij heeft zijn garage omgebouwd tot bioscoop en draait daar zijn eigen films. Prachtig mooie films die hij zelf aankondigd. Hij vertelt voor en na de film er lustig op los. Hij staat ook paraat, de vulkaanspleet bij het dorpje Vik wordt blijkbaar weer bijna aktief. Als daar een uitbarsting komt, kan de lava tot in het dal van Þorsmörk komen! Daar waren we drie dagen geleden!

Een blije, stoere trol.

Daarnaast hebben we nog 2 mountainbikes gehuurd en de laatste dag een paarden tocht. Dat doen we nooit meer. We hebben allebei nog nooit op een paard gezeten. Fred vroeg wat uitleg, hoe moet je gas geven bij zo’n paard, sturen, en remmen? Fred’s paard heette Eldur, “vuur” in het IJslands. Nou, dat heeft hij geweten. Op een pad is Eldur niet vooruit te branden, maar op het moment dat hij een mooi stuk gras ziet, gaat hij in volle gallop. Resultaat: Fred wordt er zo afgeworpen, blijft in een stijgbeugel hangen en wordt een stuk door het weiland getrokken. Nee heerlijk, paard… In een lekker sausje, met wat salade.

Eldur, het paard.

IJsland, een prachtig land! Wij hebben er genoten!

Foto’s

Klik hier om alle foto’s te zien.

Film

Bibliografie

Willem van Blijderveen – IJsland
Uitgeverij Dominicus, 2005
ISBN 90 257 3984 9

Ísland Sérkort, 1:100 000, Fjallabak Hekla – Laki